Geplaatst op 23 oktober 2023
Gabrie Geelof is Value Chain Directeur Bouw- en Sloopafval bij PreZero, een internationaal bedrijf in afval- en recyclingmanagement. Veel van het afval wordt al gerecycled. Hij is nu op ‘ontdekkingsreis’ naar hoe ze het nog hoogwaardiger kunnen verwerken om betere en duurzamere producten te maken. En daar heeft hij alle partijen uit de keten voor nodig; architecten, bouwbedrijven en producenten. “Het liefst sluiten we samen de cirkel, en maken we van bouw- en sloopafval weer grondstoffen voor nieuwe producten. Maar dan moet de vraag hiernaar ook op gang komen.’’
Bij PreZero werken ze met ‘value chains’, oftewel waardeketens. Dit omvat alle stappen van het inzamelen tot het vermarkten van een grondstofstroom. Geelof herkent zich wel in de titel van ons platform, Kompas in Vooruitgang. Met zijn achtergrond als marineofficier weet hij wat het is om de zee te trotseren. En in zijn functie nu bij PreZero is er ook een stip op de horizon, vertelt hij. “Soms heb je tegenwind en moeten we laveren om ergens te komen.”
Homogeen
Geelof werkt al ruim tien jaar in de afvalsector en sinds een half jaar is hij binnen PreZero verantwoordelijk voor bouw- en sloopafval. “Bouw- en sloopafval is een heel relevant aandeel binnen het bedrijf”, vertelt Geelof. “Die stroom is niet homogeen. Bij papierstromen zijn de kwaliteiten wat makkelijker uit elkaar te trekken. Bij bouw- en sloopafval zie je grote verschillen in het aanleveren ervan en daarmee in de kwaliteiten van het afval. Er zitten ook dingen in die we er liever niet in willen hebben.”
Bouw- en sloopafval bestaat uit een aantal hoofdcategorieën, zoals hout, zeefzand, puin, metalen non-ferro’s, legt Geelof uit. “Dat wat we niet kunnen verwerken noemen we residu. Daar heb je ook weer verschillende kwaliteiten in. Wat echt niet meer opnieuw gebruikt kan worden, wordt verbrand in onze afvalenergiecentrale voor energieopwekking.”
“Met ons beste kwaliteit hout kunnen we naar de spaanplatenindustrie. Daar maken ze dan weer je Ikea-kast van.” Het hout moet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen om er spaanplaten van te mogen maken. Dan moet je denken aan de mate van vervuiling die eraan zit. De spijkers halen we er tijdens het shredderproces wel uit met behulp van magneten. Maar hout met nog een beetje glas eraan is bijvoorbeeld niet ideaal om door een shredder van onze bouw- en sloopinstallatie te halen,” legt hij uit.
Praktisch
Geelof probeert bij de verwerking van het bouw- en sloopafval het residupercentrage omlaag te brengen. Hiervoor onderzoekt hij wat er nu eigenlijk allemaal in dat restafval zit. “Omdat het niet homogeen is, is het zinvol om regelmatig van deze analyses te doen. Dan komen we bijvoorbeeld zaken als folie en pvc tegen. Ik ben een praktisch ingesteld iemand. Ik moet het zelf zien en kunnen voelen. Als we dan een grote zak residu hebben en we laten het analyseren, dan weet je waar je een opschoonstap tussen moet zetten, of waar je je op moet focussen. Zo willen we die bepaalde stroom uit het residu destilleren.”
Geelof ziet grote verschillen in het aanleveren van bouw- en sloopafval. “Iemand die z’n badkamer verbouwt, doet dat in één container. Daar kom je van alles tegen. Van tegels tot aan leidingwerk. En ook bij de bouw zelf zie je zakken met het cement erin. Bedrijven die echt bezig zijn met hun milieu-impact, die zetten in op bronscheiding en monostroom inzameling. Als je bijvoorbeeld hout aan de bron inzamelt en je zorgt ervoor dat je het op een goede manier uit elkaar haalt, dan kun je ook gaan kijken naar oplossingen om daadwerkelijk van hout naar hout te gaan.”
“In de ideale wereld wordt er op alle bouwlocaties vooraf heel goed gescheiden. De partner op de bouwplaats sorteert ‘aan de voorkant’, zodat wij goed recyclebare stromen kunnen inzamelen en verwerken.” Sommige bouwlocaties zijn al heel ver in het scheiden op locatie. Maar op veel locaties is dit niet haalbaar. Omdat er geen ruimte is om al die verschillende stromen op te slaan bijvoorbeeld. Ook speelt de afweging tussen tijd en geld een rol.
Circulair inkopen
De hoeveelheid en samenstelling van bouw- en sloopafval verandert. Er is veel aandacht voor circulair inkopen, waarbij hoeveelheden en benodigdheden heel precies doorgerekend worden. Dat leidt tot minder verspilling en minder afval. Ook door nieuwe toepassingen, zoals modulaire bouw, is er steeds minder afval op de bouwplaats.
Naast de inzamelingskant is er voor Geelof ook werk aan de winkel aan de vraagkant. “Als er geen vraag op gang komt om hergebruikte materialen toe te passen, dan houdt het ook op. We willen een product maken, maar voor het product is vaak nog weinig vraag. Dan moet je een stap terug zetten en bij de spelers in de keten te rade gaan. We gaan dan in gesprek met het bouwbedrijf, maar ook de architect vormt een belangrijke schakel hierin. Die moet in de ontwerpen ook hergebruikte materialen toe willen passen.”
PreZero werkt bijvoorbeeld samen met Velux. PreZero haalt oude ramen op en levert ze af bij sociale werkplaatsen. Daar worden ze gesorteerd tot monostromen, die vervolgens weer verwerkt kunnen worden tot grondstof voor nieuwe ramen. Geelof hoopt dat ketenpartners elkaar meer weten te vinden op deze manier. Wij pakken onze rol en de producenten ook. Het doel van een producent is iets op de markt zetten, maar dat moeten ze ook weer makkelijk uit elkaar kunnen halen. Ik ben wel dingen tegengekomen, die hartstikke mooi in elkaar gezet zijn en handig in gebruik. Maar als kunststof bijvoorbeeld wordt verlijmd met hout, dan is het voor de recycling en het opnieuw toepassen van materialen wel een hele moeilijke case. Met name in die einde-levensduurfase kun je als producent het verschil maken.”
Levenscyclus
De rol van PreZero verandert ook in de toekomst als we meer gaan hergebruiken. Geelof: “In de levenscyclus van een product hebben wij relevante kennis voor iets waar de producent zich primair niet op richt. Namelijk het verwijderen van het product, als het niet meer nodig is. Maar ik zie ons uiteindelijk ook als toeleverancier van diezelfde producent. Op het moment dat materialen vrijkomen en ze kunnen door de producent weer opnieuw toegepast worden, dan hebben we de cirkel rond.” Dat is het ultieme, waar Geelof naar toe wil ‘laveren’.
“Bedrijven zijn bezig met hun doelstellingen richting een circulaire economie. Dat betekent ook dat je als producent moet nadenken over het terugnemen van jouw product, als er vervangingsvraag komt. We zitten nu in de experimenteerfase met elkaar. “Net zoals ik dat doe met het analyseren van mijn restafval. Doe dat ook maar eens bij een product”, tipt Geelof. “Haal het maar eens uit elkaar en zet een stopwatch er maar bij en doe dat maar eens tien keer. Ga maar kijken wat er gebeurt, waar loop je dan tegen aan?”
Geelof ziet de partners in de keten meer naar elkaar schuiven. “Er moeten koppelstukken ontstaan. Ik voel dat ik daar wel mee bezig ben in mijn werk. Ik zoek echt naar die koppelingen door te zien wat zij doen. Een producent weet wel hoe lang het duurt om iets machinaal in elkaar te zetten. Ik moet een manier vinden om het machinaal uit elkaar te halen. Om dat te laten slagen heb je wel een bepaald volume nodig.”
Experimenten
“Ik kan me herinneren dat ik voor een project zo ook een keer in een loods wat experimenten heb gedaan. Ik haalde iets uit elkaar, ik woog de verschillende componenten. En dan maar zien wat aan elkaar blijft zitten en wat niet, als er bepaalde verlijmingen zijn gedaan. Dan krijg je er een gevoel bij, welke vervuilingen erin zitten. En of je het dan nog veilig kunt verwerken, of niet. Soms sta je met een mondkapje op, omdat het niet verantwoord is om iets uit elkaar te halen. Dat zijn allemaal dingen, die ik meeneem in de gesprekken met een producent”, legt Geelof uit. “En die kennis moet je met elkaar delen.”
“We komen bijvoorbeeld raamkozijnen tegen in de olie, verf, of met resten van raambekleding er nog aan. Wij hebben dan de verantwoordelijkheid om te kijken, wat kunnen we daar nog mee? Als het geschilderd is, moeten we dan schaven om het eraf te halen? Of zeggen we dat hout wat geschilderd is, dat krijgt een lagere toepassingsmogelijkheid? Daar moeten we naar kijken.”
Geelof benadrukt tot slot nogmaals het belang van de vraagkant. “Stel we hebben geschaafd hout, maar niemand wil het geschaafde hout voor een bepaalde prijs kopen. Dan wordt het ook niet toegepast. Ik denk dat dat wel gaat komen, alleen loopt dat nu nog niet in lijn met elkaar. De milieuprestatie voor gebouwen is hierin ook een belangrijke aanjager. Daarnaast speelt ook mee dat als je materialen door een installatie haalt, dit ook energie kost. Als je hetzelfde product met minder energie en in delen in plaats van snippers kunt aanbieden, dan wordt je impact een stuk lager. Daar willen we uiteindelijk met elkaar naar toe.”