Geplaatst op 02 juli 2023

Fons Claessen is projectmanager van het Euregional Sustainability Center (ESC) in Venlo, dat begin dit jaar van start ging. Het is een samenwerkingsverband tussen Duitse en Nederlandse partijen uit de grensregio, die samenwerken aan duurzaam en gezond bouwen.

Fontys Venlo is initiatiefnemer van het project. Het doel van ESC is om duurzaamheid te versnellen en van elkaar te leren. De Duitsers van de Nederlanders, én vice versa. Eén van de thema’s is ‘circular manufacturing’. Daarbij wordt gekeken hoe bedrijven, met name de maakindustrie, hun bedrijfsprocessen circulair kunnen maken. Ze kijken wat ze op energiegebied van elkaar kunnen leren. En het gaat over ‘healthy spaces’ (circulair en gezond bouwen).

Rond deze thema’s worden zelf actief projecten opgezet, waarbij ook studenten uit de regio worden betrokken. “De achterliggende gedachte hiervan is dat we studenten ook willen binden aan de regio. Dat ze hier blijven plakken na hun studie,” legt Claessen uit. “We willen ze laten zien dat in deze grensregio ook interessante dingen gebeuren op het gebied van duurzaamheid. En dat ze daarvoor niet altijd hoeven uit te wijken naar de randstad.”

Stadskantoor Venlo
Als het gaat over circulair en gezond bouwen, is er -via de partners in ESC- ook een relatie met een Europees project: The Healthy Building movement. Een voorbeeld hiervan is het stadskantoor in Venlo. Dat is ontworpen volgens het principe van Cradle-to-Cradle (C2C) en de laatste volksgezondheids-principes. Alle producten die gebruikt zijn voor de bouw van dit stadskantoor, zijn een voedingsbodem voor iets nieuws. De producten worden zo ontworpen, dat na gebruik de grondstoffen weer opnieuw gebruikt kunnen worden.

“Het gaat in deze projecten om het leggen van de connectie tussen duurzaamheid en gezondheid,” vult Claessen aan. “In het living lab Healthy Spaces willen we vooral onderzoek gaan doen naar wat een gebouw of leefomgeving gezond maakt en hoe je dat kunt meten. We zijn begonnen met een project op scholen. Daar kijken we hoe het is gesteld met de gezondheid in die gebouwen en wat het effect daarvan is op de leerlingen. Wat is bijvoorbeeld het effect als je een groene wand aanbrengt in het klaslokaal? Heeft dat een effect op het welbevinden of de gezondheid van de scholieren? In het volgende semester gaan we dat project uitbreiden naar bedrijven en bedrijventerreinen.”

Er zijn verschillende parameters waarnaar gekeken wordt, vertelt Claessen. “Het CO2-gehalte in de lucht wordt gemeten, temperatuur, vochtigheid, lawaai en we kijken of we een fijnstofmeting kunnen toevoegen. De leerlingen moeten een aantal tests doen, om bijvoorbeeld te kijken naar hoe alert ze zijn. We kijken ook naar hoe ze slapen, dat is natuurlijk ook van invloed. De Universiteit van Maastricht deed hier eerder onderzoek naar, aan de hand van de Cito-scores van leerlingen. Daaruit bleek dat er een significant verschil is tussen het CO2-gehalte in de lucht en de toets-scores van de basisschoolleerlingen. Slechte lucht in het klaslokaal heeft een aantoonbaar effect op de leerprestaties.”

Passiefhuizen
Claessen ziet dat de Duitsers op dit thema al wat verder zijn, maar op bepaalde fronten ook weer niet. “De Duitsers kijken bijvoorbeeld wel met bewondering naar het Cradle-to-Cradle stadskantoor in Venlo, maar Duitsland heeft weer een veel langere geschiedenis met het bouwen van passiefhuizen (een woning met een permanent goed binnenklimaat, zonder traditioneel verwarmings- of koelsysteem). Op dat gebied kunnen we weer van hen leren. Duitsland staat bijvoorbeeld bekend om hun groene daken. Daar zijn ze ook al veel langer mee bezig dan wij hier in Nederland.”

In de onderzoeksprojecten die vanuit het living lab worden opgestart, werken Nederlandse en Duitse studenten met elkaar samen. Ze doen onderzoek in opdracht van lokale bedrijven of overheden en komen van verschillende opleidingen. Het zijn studenten bouwkunde, techniekstudenten (die bijvoorbeeld de sensoren maken) en studenten gezondheidswetenschappen en psychologie.

Een ander voorbeeld wat Claessen aanhaalt, is een basisschool in Venlo die duurzaam en volgens cradle-to-cradle principes is gebouwd. De directeur van de basisschool vertelt dat hij de duurzaamheidsprincipes van het gebouw ook integreert in de lessen. Tijdens de rekenles laten ze de leerlingen bijvoorbeeld uitrekenen wat de zonnepanelen opleveren en in de taallessen worden duurzaamheidsbegrippen behandeld. Er is ook een biologische moestuin op school.

Kolenmijnen
In Duitsland kijken we nu ook meer naar duurzame gebiedsontwikkeling. “In het Ruhrgebied zijn de afgelopen decennia veel kolenmijnen gesloten. Dat zijn vaak hele grote terreinen midden in een stad. Daar zie je vaak dat ze die herontwikkelen tot mooie landschapsparken. De gebouwen op die terreinen krijgen vaak culturele functies of startende bedrijven trekken erin. Dat worden echte broedplaatsen. In de toekomst willen wij ook kijken hoe je dat soort gebieden op een goede, duurzame manier kunt herontwikkelen en er weer een aantrekkelijk gebied van kunt maken. Die kennis kunnen we ook weer meenemen voor bestaande bedrijventerreinen in Nederland.”