Geplaatst op 23 July 2023

“Het denken in CO2-budget”, dat is wat Mantijn van Leeuwen, directeur van NIBE, probeert over te brengen bij bouw- en vastgoedbedrijven. NIBE is een organisatie die de overgang naar duurzaam en circulair bouwen wil versnellen. 

Het was een spannende tijd voor Van Leeuwen, want voor het zomerreces zou de – toen nog zittende minister – Hugo de Jonge de Kamer informeren over het normeren en stimuleren van circulair bouwen, waar Van Leeuwen en zijn collega’s hard voor hebben gevochten. “Het liefst zouden we zien dat dit wettelijk wordt verankerd, maar daarvoor lijkt het nog te vroeg,” vertelt Van Leeuwen. “De sector heeft het echter al volledig omarmd, er zijn al honderd bedrijven die dagelijks werken met CO2-budgetten. Er zijn vaste rekenmethodes en er wordt zelfs al op ingeschreven. Het uitgangspunt is om binnen de voorwaarden van het Parijs-akkoord (1,5 graden opwarming) te blijven.” 

“Mijn wens is dat het werken met een CO2-budget wettelijk wordt vastgelegd in het Bouwbesluit, als een vereiste voor nieuwbouw. Dat hebben we op dit moment nog net niet bereikt, maar we krijgen er wel iets heel moois voor terug. Het lijkt erop dat het een vrijwillige afspraak zal worden met bijna de hele sector.” Er klinkt een lichte teleurstelling in de stem van Van Leeuwen: “Ik had inderdaad graag gezien dat we nu al verder waren gegaan, we waren er zo dichtbij. We gaan ook een economisch wat moeilijkere tijd tegemoet in de bouw en dit soort zaken zijn vaak de eerste die sneuvelen,” vertelt de directeur van NIBE, het bedrijf dat 35 jaar geleden is opgericht door architect Michiel Haas. 

Whole Life Carbon 
Nederland is niet het enige land dat hierover nadenkt. Denemarken heeft het zojuist geïntroduceerd. Van Leeuwen was ook betrokken als adviseur bij deze ontwikkeling. Zweden en Engeland zijn er ook mee bezig. Daar wordt niet alleen gewerkt met een CO2-budget in de bouwfase, maar ook tijdens het gebruik van het gebouw. “Ik denk dat we in Nederland ook dit aspect gaan meenemen. In eerste instantie hadden we dat niet gedaan, omdat we juist de focus wilden leggen op het voortraject. Daar zouden we het liefst aparte aandacht en grenswaarden voor willen hebben.” 

“Een integrale aanpak, inclusief de operationele kant, is echter ook prima en dan krijgt het ook een plaats,” legt Van Leeuwen uit. “Wetenschappelijk gezien is het eigenlijk ook beter om zowel de milieueffecten van het materiaalgebruik als het operationele energieverbruik te beoordelen aan de hand van één indicator. Dit wordt ook wel de Whole Life Carbon-aanpak genoemd. Europa gaat ook die richting op.” De Dutch Green Building Council werkt samen met negen Green Building Councils binnen een Europees samenwerkingsverband #BuildingLife aan CO2-doelstellingen voor de bouwsector. 

De bouw- en vastgoedbedrijven die al werken met CO2-budgetten hebben het Paris Proof-Commitment ondertekend. “Hiermee belooft men een aantal zaken te doen, afhankelijk van hun rol in de bouwketen. Ze verbinden zich ertoe om aan de gestelde voorwaarden te voldoen met betrekking tot hun eigen vastgoed, bouwprojecten of opdrachten. Afhankelijk van het type bedrijf streven ze ernaar om binnen de afspraken van het ‘Parijs-akkoord’ te blijven, voor zover ze daar invloed op hebben. Bijvoorbeeld door het hanteren van een operationeel energiebudget per vierkante meter en een materiaalgerelateerd budget per vierkante meter voor zowel nieuwbouw als renovatie. Dit is een behoorlijke verbintenis die men aangaat. Als iedereen zich daaraan houdt, hebben we geen wetgeving meer nodig,” licht Van Leeuwen toe. Bedrijven halen de benodigde milieutechnische gegevens uit de Nationale Milieudatabase, waar per product de milieubelasting en levenscyclusanalyse worden vermeld. 

“Wij helpen bedrijven om hiermee aan de slag te gaan, dat is een deel van ons werk. Hoewel de database openbaar is, zijn de gegevens helaas (nog) niet gratis beschikbaar. Naar mijn weten is Nederland het enige land waar de milieugegevens niet gratis zijn,” wat voor Van Leeuwen nogal irritant is. “In Duitsland bijvoorbeeld zijn deze gegevens gratis beschikbaar en zijn er veel tools ontwikkeld. Er is enorme innovatie. Iedereen kan berekeningen maken en ermee werken. In Nederland is het precies andersom. Er is geen innovatie en geen instrumentarium, behalve de vier of vijf betaalde rekeninstrumenten waar we aan vastzitten.” ‘Onuitstaanbaar,’ volgens Van Leeuwen. 

CO2-uitstoot per vierkante meter 
“De gemiddelde CO2-uitstoot van materialen in een gebouw is momenteel 350 kg per vierkante meter. De streefwaarde van het ‘Parijs-akkoord’ is 200 kg per vierkante meter voor nieuwbouw en 100 kg voor renovatie. En deze waarden worden jaarlijks verder verlaagd. Het streefgetal van 200 kg geldt voor het jaar 2020. Ik denk dat we momenteel rond de 160 kg zitten. Die waarde moet ook sterk dalen. In 2030 moet dit gehalveerd zijn en in 2040 willen we 80 procent minder uitstoot. Uiteindelijk willen we naar nul of bijna nul. Als ontwerper moet je aan de slag gaan met koolstofarme materialen. Bijvoorbeeld geen beton, maar hout. Geen staal, maar biocomposiet. Het zijn andere materialen met andere eigenschappen, technische specificaties, prijzen, beschikbaarheid en leveranciers. Dat is ook de uitdaging. Je moet afstand nemen van je vertrouwde routines.” 

Als we het hebben over CO2-budgetten tijdens de gebruiksfase, gaat het grotendeels over energieverbruik. “Dit moet groen zijn en zo laag mogelijk. Dat is echt de grootste milieubelasting tijdens het gebruik, maar er zijn ook kosten voor onderhoud, reparatie en vervanging. Bijvoorbeeld wanneer er geschilderd, geïmpregneerd of gecoat moet worden,” voegt hij eraan toe. 

Van Leeuwen is chemisch technoloog van opleiding. “Ik ben van huis uit opgeleid om chemische fabrieken te ontwerpen. Nu gebruik ik die kennis om te laten zien dat het ook anders kan. Het stoort me dat we zo nonchalant omgaan met ons leefmilieu, met betrekking tot onze persoonlijke gezondheid en veiligheid. Ik denk ook dat onze samenleving het verkeerd aanpakt als het gaat om het waarborgen van de veiligheid van onze leefomgeving. Kijk bijvoorbeeld naar het recente voorbeeld van Chemours (voorheen DuPont) in Dordrecht. Daar worden de normen aanzienlijk overschreden en we hebben dat jarenlang als normaal beschouwd. Ik vroeger ook. Ik ben goed bekend met die fabriek. We ontwierpen die processen op basis van de geldende normen voor lozingen, zonder na te denken of het slim of goed was. We waren vroeger te gemakkelijk. Ook gedreven door economische ontwikkeling wilden we allemaal vooruit. We wilden regenjassen die waterdicht waren, maar ook ademend. En pannen waar niets in aanbakt. Nu zijn we rijk, concurrerend en economisch ontwikkeld. Nu is het tijd om gezond te blijven.” 

Schaduwkosten 
Daarom werkt Van Leeuwen nu ook aan methodes om de milieubelasting concreet te maken. Dit worden ook wel schaduwkosten genoemd. “Aan lozingen zoals die van DuPont in Dordrecht kan een schaduwprijs worden gekoppeld. Zo kun je zeggen ‘dat kost ons zoveel’. We doen er nog niets mee, we lossen het nog niet op, maar we geven het wel een zichtbare waarde. Dit is een Nederlandse uitvinding waar we al een aantal jaren mee werken. Nederland loopt ook voorop in de wereld op dit gebied. Hetzelfde geldt voor MPG (MilieuPrestatie Gebouwen).” Dit geeft de milieubelasting van materialen in een gebouw weer en is verplicht bij elke aanvraag van een omgevingsvergunning. 

Volgens Van Leeuwen is de volgende stap dat we ook daadwerkelijk iets gaan doen met die schaduwkosten. “We willen ze niet meer en we gaan die kosten vermijden of in rekening brengen bij degenen die ze veroorzaken,” legt hij uit. “Als we gezamenlijk tien miljard schade per jaar aan onze leefomgeving veroorzaken, wordt dat door niemand betaald. We staan nu echter op het punt dat we zeggen dat die tien miljard gewoon in de kostprijs van producten moet worden verwerkt. Dit kan worden bereikt door het beprijzen van CO2, maar ook door het beprijzen van stikstof en de kosten van gezondheidszorg. Al deze kosten moeten worden meegenomen in de prijs van producten. Het enige nadeel is dat we ons bevinden in een internationaal concurrerend speelveld. Het economisch systeem belemmert ons momenteel. In Europa zie je bijvoorbeeld dat Noord-Europa er wel voor openstaat, terwijl Zuid- en Oost-Europa er nog niet klaar voor zijn. Die bevinden zich nog op een ander welvaartsniveau.” 

De bedrijven die hier al wel mee werken, integreren het in hun strategie van maatschappelijk verantwoord ondernemen. “Het is echter uitdagend voor hen,” aldus Van Leeuwen. “Het is moeilijk om de doelen te bereiken. Als ze echt de doelen willen halen, zullen hun producten en diensten duurder worden en dat kan hen parten spelen. Ze voelen wel de noodzaak en intrinsieke motivatie, maar als ze contracten verliezen vanwege hogere kosten, is het snel voorbij. Eigenlijk kan het alleen als iedereen meedoet. Daarvoor hebben we wetgeving nodig. Een koploper kan het nu proberen, maar als die te ver vooruitloopt, loopt hij het risico om ingehaald te worden. Het managen van deze situatie om het beheersbaar te maken, is cruciaal. Het zijn voornamelijk grote bedrijven die hier momenteel aan deelnemen.” 

Rechtszaken 
Toch is er een zekere druk voor bedrijven om hiermee aan de slag te gaan. “Het was een slimme zet om het ‘Paris Proof’ te noemen. Als je niet aan het Parijs-akkoord voldoet, loop je juridische risico’s,” legt Van Leeuwen uit. “Kijk naar de rechtszaak tegen Shell. Als een bedrijf niet kan aantonen dat het binnen deze kaders wil en kan opereren, kan Urgenda of Milieudefensie een rechtszaak aanspannen. Als een bedrijf kan aantonen dat het op een bepaalde manier werkt aan de doelen van het Parijs-akkoord, staat het sterker. Wij maken uiteraard ook gebruik van dit argument,” besluit Van Leeuwen.